Ga naar de algemene inhoudsopgave en hoofdstukken 1 en 2, hoofdstukken 3, 4 en 5, hoofdstukken 6, 7 en 8, hoofdstukken 9, 10 en 11, of naar hoofdstuk 12 en de bijlagen.
Een kennismaking met de Roemeense way of life
.
Na ietwat overmoedig door een haarspeldbocht gereden te zijn en na enkele
harde tikken tegen de onderkant van de auto gaat er een lampje op het dashbord
dat we nog niet eerder hadden opgemerkt opeens op een verontrustende manier
knipperen. De zes liter olie die in het carter zat blijkt een spoor van dertig
meter op de zandweg van Podeni naar Moldovenesti te vormen. Het Renault-handboekje,
snel onder de cassettebandjes in het handschoenenkastje gevist, adviseert
de motor maar uit te zetten, willen we deze ooit nog eens aan de gang krijgen.
Balen, dit had niet gehoeven. De scheur in het carter is circa 20 centimeter
lang, hier en daar ontbreken enkele vierkante centimeters metaal. De dichtsbijzijnde
garage is een uur rijden. De zon zindert de sadistisch natikkende motor.
Op dit soort momenten is het afwachten op wat er gaat gebeuren. Gelukkig
gebeurt dat in Roemenië meestal vrij snel. Binnen enkele minuten komt
er een Aro, de Roemeense versie van de Landrover, voorbij die ons wel op
sleep tot aan Moldovenesti wil nemen. En dit op een weg waar misschien
30 auto’s op een dag langskomen. In Moldovenesti wordt gelijk de burgemeester
opgetrommeld die er voor zorgt dat de wagen op het terrein van de werkplaats
van de voormalige CAP (collectieve boerderij) gesleept wordt. Het onkruid
staat er een meter hoog, hier en daar staan stukken autocarrosserie in
opbouw of ontbinding. Een tiental mannen gekleed in besmeurde werkkleding
richten hun aandacht van hun Dacia’s (het Roemeense antwoord op de
Trabant) op onze Renault. Binnen een uur is de schade opgenomen, is bekend
welk soort lasstaven nodig is en staat de auto, gestut tegen een olievat
met een jasje erop, in een hoek van 80 graden op zijn kant. De lekkende
ruitewisservloeistof wordt in colaflessen opgevangen. Twee mannen gaan
per Dacia naar Turda op zoek naar de juiste lasstaven en zes liter motorolie.
Intussen wordt een stuk aluminium uit een plaat gekipt om als lapmiddel
te dienen. Als de mannen met de staven en vier liter olie teruggekomen zijn,
meer was er niet te vinden in de garages in de buurt van Turda, wordt met
het schuren, kloppen en lassen begonnen. Uiteindelijk staat binnen enkele
uren van de pech de auto met de hulp van een tiental Roemenen weer startklaar
op vier wielen. Aan de lasser wordt gevraagd wat de schade bedraagt. Materiaalkosten
30.000 lei, de arbeidsloon ‘cît vreti’. Wat u wilt.
Het Roemeense vaklapwerk passeerde later in Nederland moeiteloos de APK.
Democratie?
Een voorbeeld van de zwakke democratie tijdens het interbellum is de manier
waarop de verkiezingen werden georganiseerd. De koning wees een politieke
partij aan die de verkiezingen moest organiseren. Hierdoor was bij voorbaat
al bepaald welke partij de verkiezingen zou winnen.
Purchasing power parity
Volgens de koopkrachtspariteitstheorie komt de wisselkoers tot stand op
een niveau waarbij de gemiddelde prijsniveaus in de verschillende landen
aan elkaar gelijk zijn. Een voorbeeld van de wisselkoers van de dollar.
Stel dat het gemiddelde prijsniveau in de VS $10,- is en in Nederland f20,-.
De wisselkoers is dan $1,- = f2,-. Stel vervolgens dat de inflatie in de
VS 10% is en in Nederland 5%. Dit betekent dat het gemiddeld prijsniveau
in de beide landen verandert; in de VS $11,- en in Nederland f21,-. Bij
de oude wisselkoers van $1,- = f2,- betekent dit dat de VS duurder is geworden
dan Nederland, want het prijsniveau in de VS is omgerekend f22,- en in
Nederland f21,-. Dit zal leiden tot meer export naar de VS (en minder import
uit de VS) en dus meer aanbod van dollars in Nederland. De prijs van de
dollars zal dus dalen en wel tot f1,91 want bij deze nieuwe wisselkoers
zijn de gemiddelde prijsniveaus weer gelijk.
Caritas
Caritas had een zeer negatief effect op de macro-economische stabiliteit.
Deze bank beloofde een geïnvesteerd bedrag in slechts drie maanden
te verachtvoudigen. Niet door verstandige beleggingen, maar door het toepassen
van het kettingbriefsysteem; het geld van de nieuwe investeerders ging
direct op aan het uitbetalen van de mensen boven aan de piramide. In de
loop van anderhalf jaar investeerden 4 miljoen Roemenen een bedrag van
bijna 2 miljard gulden (gelijk aan 55% van het staatsbudget). Zelfs staatsbedrijven
en overheidsinstanties hebben geld in Caritas belegd om hun verliezen te
compenseren. Caritas heeft niet alleen geleid tot aanzienlijke prijsstijgingen
en daarmee tot hogere inflatie, maar het heeft ook een grote groep Roemenen
met lege handen achtergelaten toen het systeem in december 1993 instortte.
Een jonge vrouw uit Podeni vertelde dat ze een kalf hadden verkocht op
de veemarkt in Turda om geld in te zetten in de ‘beleggings-maatschappij’
Caritas. Het systeem stortte echter in; het geld was weg.
Systematizare
In haar boek ‘Exit into History’ beschrijft Eva Hoffman een
bezoek aan enkele ‘gesystematiseerde’ dorpen. Volgens haar
zijn tijdens het Ceausescu-regime circa 40 dorpen deels of geheel verwoest,
waarvan de meeste in de buurt van Boekarest. Zij moesten plaats maken voor
rationele, socialistische-mens-waardige flats. Het dorp Vladicescu is geheel
verdwenen. De bewoners kregen twee weken de tijd om in te pakken. Voor vervangende
woonruimte of werk werd niet gezorgd. Gelukkig kwam de revolutie vóórdat
begonnen werd aan de bouw van de flats, zodat verschillende bewoners aan
de herbouw van hun huis zijn begonnen. Vladicescu bestaat niet meer, maar
in het dorp Ghermanesti zijn de plannen wel (zij het deels) uitgevoerd. Aan
de ene kant van de weg bestaat het dorp uit traditionele, kleurige huizen,
met kleine hofjes, kippen en bloemen. Er tegenover staat een nieuw complex
van flats met drie verdiepingen. Systematizareflats. Hoffman is verbaasd
omdat ze niet zo vreselijk zijn als verwacht. Voor Oosteuropese begrippen
is de nieuwbouw zelfs mooi te noemen. Ze zijn geel geverfd en omgeven met
volkstuintjes. Binnen zijn de appartementen ruim en voorzien van koud én
warm stromend water, een luxe die in de boerenhuizen aan de overkant niet
voorkomt.
In heel Roemenië is waar te nemen dat de ‘Ceausescuflats’
uit de jaren tachtig niet per se de lelijkste zijn; in een Nederlandse flatwijk
zouden ze niet uit de toon vallen. Er is vaak aandacht besteed aan de architectuur,
maar van een afstand is de slechte afwerking (onafgewerkte badkamers, loslatende
wasbakken, klemmende deuren, enz.) niet te zien.
Ceausescu’s jachtpartij
Begin jaren ‘80 kwam Ceausescu naar het Homoroddal om zijn favoriete
sport uit te oefenen: jagen. Op die dag werd al het treinverkeer tussen
Brasov en Cata stilgelegd voor de presidentiële trein, en reed
Het Genie Der Karpaten per terreinwagen verder, via Martinis, naar
het berenbos.
Het centrum van Martinis stond hem niet aan. Te ruraal. Een bevel werd
uitgegeven dat binnen enkele maanden er aan het centrale plein een flat
moest staan, waardig aan de nieuwe socialistische mens. De bewoners van
het huis dat op de plek stond die De Denkende Donau toevallig had
aangewezen konden vrijwel gelijk hun spullen pakken. Voor hun huis kregen
ze enige honderden lei’s vergoeding. De flat die toen is verrezen
huisvest nu de telefooncentrale, een lege staatswinkel en een aantal gezinnen
die nog steeds een huur van 120 lei per maand betalen. De eerste sporen
van verval aan de flat zijn al zichtbaar.
Petre Rus over collectivisatie
Petre was werkzaam in de metaalindustrie in Aiud, maar ook parttime medewerker
op de CAP van Podeni. Hij kreeg één hectare land om voor de
CAP te bewerken en 20 are om voor zichzelf gewassen op te verbouwen. Fulltime
werkers kregen bij de CAP twee hectare om te bewerken. Om genoeg voer te
hebben voor zijn dieren had hij naast het werk op de fabriek en op het collectief
en op zijn eigen stukje grond nog één tot anderhalf hectare
in Rachis nodig. De huur bestond uit alle investeringen, zoals de inputs
als zaad en mest en de bewerkingen als ploegen en oogsten, en 50% van de
opbrengst, af te leveren bij de eigenaar van het land. Volgens Petre was
de situatie in Rachis zeer gunstig voor de inwoners: “Die hoefden
niet zo hard te werken als wij”.
Een voorbarige revolutie in Sapînta
In 1990 hebben de inwoners van Sapînta voor aanzienlijke opwinding
in Roemenië gezorgd (Hoffman, 1993, p.276). Het dorp van 3500 inwoners
aan de Oekrainse grens in het uiterste noorden van Roemenië heeft
geheel in de sfeer van de omwenteling zelfstandig lokale verkiezingen gehouden
en een nieuwe burgemeester op de post van de gehate communisten gezet.
De nieuwe burgervader was integer; een goed mens en een lichtend voorbeeld
voor de dorpelingen. Bovendien wilde hij direct al het tijdens de collectivisatie
ingenomen land teruggeven aan de rechtmatige eigenaren.
Enkele dagen na de ‘coup’ van Sapînta kwam de communistische
burgemeester terug met gewapende vrienden, zette de nieuweling met geweld
het gemeentehuis uit en herinstallerde zich en zijn maten als gezagsdragers.
De dorpelingen kwamen hierop in opstand en blokkerden en masse de hoofdweg,
waarbij ze grote verkeersproblemen veroorzaakten. Na twee dagen greep het
leger met helicopters en grondtroepen in. De blokkade werd opgeheven, de
dorpsbewoners naar huis gestuurd. De gekozen burgemeester werd op verzonnen
beschuldigingen gearresteerd en opgesloten. Treurig concludeerden de dorpelingen
dat er niet zoveel veranderd was als ze dachten. De communist heeft weer
de macht in handen, maar brengt zijn nachten voor de zekerheid door in
het nabije stadje Satu Mare.
Boer Todor’s pech
Boer Todor uit Rachis baalt. Hij heeft gelogen. Hij bezit nu 5 hectare,
maar vroeger had hij meer. Enkele hectares, van familie geerfd; het lag
her en der in verschillende dorpjes. In de jaren vijftig kwamen de communisten
die het in wilden pikken, en toen heeft hij gelogen om onder de belastingen
uit te komen. Hoe minder land hij opgaf, hoe beter. Maar nu staat nergens
officieel in de boeken vermeld dat het van hem is: hij is het kwijt. Een
geluk bij ongeluk is dat het beroerd land was. Maar ja, al het land bij
Rachis is beroerd. Eigenlijk baalt hij dubbel. Om een pensioen zeker te
stellen heeft hij 20 jaar in een metaalfabriek gewerkt. Door de ineenstorting
van de economie is hij de baan kwijt, maar een uitkering krijgt hij niet.
Hij heeft teveel land. Als je meer dan een bepaalde hoeveelheid inkomsten
uit land of dieren hebt, vervalt het recht op uitkering. Daarom loopt hij
nu zo'n 80.000 lei per maand mis.
Hij had destijds meer moeten liegen.
Zwijnenwacht
In de hogergelegen dorpen van het Podenidal (Podeni, Rachis, Pietroasa)
hebben de boeren veel last van wilde dieren, en dan voornamelijk van de
wilde zwijnen. In de herfst, vlak voor de oogsttijd, kan een groep zwijnen
een maisveld binnen enkele uren geheel verwoesten. Het ziet er dan uit
alsof er bulldozers alles omgekeerd hebben. Het omheinen van percelen wordt
maar sporadisch gedaan: hekwerken zijn duur en tijdrovend om te maken.
Een hekwerk kan zelfs averechts werken; een zwijn-biggetje glipt er makkelijk
doorheen. Als de moeder dan merkt dat ze gescheiden is van haar kroost
gebruikt ze al haar kracht om het hek af te breken, wat meestal zeer effectief
gebeurt. Het veld wordt dan alsnog omgeploegd. Enkele boeren gebruiken
soms dichte houtwallen die ook biggen tegen kunnen houden.
Een bijkomend probleem wordt veroorzaakt door de extreme versnippering
van landbouwgrond. Het is onmogelijk al je land in de gaten te houden of
te omheinen. Daarom hebben de dorpelingen in de herfst een ‘zwijnenwacht’
ingesteld. Twee maanden lang werken de eigenaars van een aantal percelen
samen en brengen om de beurt de nacht door bij de velden.
Petre Rus over decollectivisatie
Petre Rus heeft zelf geen land teruggekregen, maar hij bewerkt de twee
hectare van zijn schoonmoeder. Ook zijn eigen ouders bezitten land in Podeni.
De twee hectare is op basis van het register van 1961 teruggeven, waarbij
60 are is verdwenen, omdat iedereen in het dorp land moest hebben. Ongeveer
weet Petre dit land wel te liggen. Hij zegt: “Na de revolutie was
iedereen agressief bezig om z'n land terug te krijgen, maar nu berust iedereen
in z'n lot en is men veel passiever. Er is toch geen geld om het land te
bewerken.”
Petre's inkomsten
Petre Rus uit Podeni heeft in 1994 een nieuwe tractor met ploeg en een
aanhanger gekocht. Hij kon dit betalen omdat hij hiertoe van kennissen uit
Nederland een renteloze lening van 10.000 mark heeft ontvangen. Petre is
nu naast boer dus ook tractor-bestuurder. Hij bewerkt tegen betaling van
45.000 lei per hectare met zijn tractor ook land van anderen, waarbij familie
en vrienden het eerst aan de beurt zijn. Petre is 5000 lei per hectare goedkoper
dan de SMT van Podeni. Bij eenzelfde prijs als de SMT zou hij namelijk klandizie
verliezen, omdat het voor de boeren bij eenzelfde prijs niet zoveel uitmaakt
waar zij hun tractor huren. 5000 lei per hectare maakt voor de boeren een
behoorlijk verschil uit. Petre vraagt dezelfde prijs aan boeren die ver weg
wonen. Hij werkt bijvoorbeeld ook weleens in het dorp Rachis, dat moeilijk
bereikbaar is. Hier is het land daarentegen aanzienlijk meer geconcentreerd
(grotere percelen), zodat hij ongeveer drie keer zo snel klaar is met ploegen.
Petre weigert vrijwel nooit een klant, want ‘als je een keer een klant
weigert dan zie je hem nooit meer terug’. In de vorige herfst maakte
Petre een winst van 300.000 lei en in de lente een winst van 600.000 lei.
In de lente werd hij echter achtervolgd door pech. Zo verloor hij een keer
een volle tank aan brandstof en moest hij enkele dure reserve-onderdelen
kopen. Deze voorvallen kostten hem ongeveer de volledige winst van de lente
van 600.000 lei. Het komt erop neer dat zijn omzet te laag is om aan de aflossing
van de lening te voldoen. Vanuit een economisch perspectief is deze investering
dan ook niet succesvol geweest. Petre had van te voren veel meer verwacht
van de tractor. De tractor loopt echter regelmatig schade op in de bergachtige
omgeving van Podeni.
Hout en seizoensmigratie
Zowel in Podeni als in Moldovenesti ontmoetten we een bejaard stel die
alleen de zomer in hun dorp doorbrachten. ’s Winters woonden ze respectievelijk
in Aiud en Turda bij hun kinderen in huis, waar ze meehielpen met het huishouden.
Reden voor deze tijdelijke migratie is de houtprijs. Per jaar is voor de
verwarming van het huis en koken ongeveer 7 kubieke meter nodig. Een kuub
kost inmiddels 30.000 lei, en het transport naar het huis nog eens 15.000
lei. Dit zou per jaar dus op 225.000 lei neerkomen, een bedrag dat deze
huishoudens niet op kunnen brengen.
Inputsubsidie
In Roemenië is in 1992 van de totale landbouwsubsidie 47% besteed
aan inputsubsidie. Dit is ongeveer 110 miljard lei, waarvan 36% aan kredietverlening
is besteed. Een tweede deel is aan irrigatieprojecten en de import van
veevoer en veterinaire medicijnen uitgegeven. Het leeuwedeel van de inputsubsidie
is echter terechtgekomen bij de producenten van inputs, zoals kunstmest,
zaden en pesticiden. Het doel van de subsidie is het garanderen van lage
prijzen voor de inputs voor de boeren. De achterliggende gedachte is dat
de prijzen voor de output dan eveneens laag kunnen blijven, waardoor de
terms of trade (het verschil tussen input- en outputprijzen) voor de boeren
aantrekkelijk blijft. Zodoende wordt tevens de voedselvoorziening tegen
lage prijzen aan de stedelijke bevolking veiliggesteld.
In de praktijk stelt de overheid dus de prijzen vast en betaalt vervolgens
de producenten het verschil tussen de vastgestelde prijs en de ex-factory
price. Zo is de prijs voor kunstmest in de periode december 1990 - juli
1992 voor boeren gelijk gebleven, terwijl de kosten voor de producenten
(en dus de ex-factory price) vertienvoudigden (Gencaga & Koester, 1993,
p.157). De kosten van de subsidie zijn voor de staat dus aanzienlijk gestegen.
Toch heeft de subsidie niet het gewenste resultaat gehad. Ten eerste blijken
vooral de inefficiënte producenten van inputs van de subsidie geprofiteerd
te hebben en is volgens berekeningen van de Worldbank slechts 29% van de
subsidie bij de boeren terecht gekomen. Ten tweede blijken met name de
staatsboerderijen en de rijkere boeren, als gevolg van hun contacten met
de producenten, van inputs te worden voor-zien (Kadiresan, 1993, p.178).
BNR omstreden?
The Economist roemt in haar artikel Isarescued (9 juli 1994) de
direkteur van de BNR, Isarescu, die hoogstpersoonlijk heeft gezorgd voor
een strikt monetair beleid, waardoor de inflatie daalde en de koers van
de leu apprecieerde. Dan Ionescu, economisch journalist voor Oost-Europa,
stelt daarentegen dat de BNR een conservatief bolwerk is, dat bureaucratisch
en inefficient werkt (RFE, 10 dec 1993). Bovendien staat de bank volgens
dit artikel onder sterke politieke invloed.
Kredietsubsidie
De subsidie op krediet is in feite een subsidie op de rente. De staat stelt
namelijk fondsen beschikbaar aan Banca Agricola, die de fondsen moet gebruiken
om zachte kredieten te verlenen aan de landbouw. De integrators, met name
Romcereal, zijn intermediair. Tot september 1993 verleende Banca Agricola
krediet tegen 15% rente aan Romcereal, terwijl de normale rente 60-65% was
en de reële positieve rente, afhankelijk van de inflatie ongeveer 200%
was (zie tabel 7.3). Na september 1993 werd de rente vastgesteld op 30%.
Romcereal gebruikt het goedkope krediet om het tegen 0% rente te lenen aan
de boeren in de vorm van inputs, in ruil waarvoor Romcereal een deel van
de oogst ontvangt.
De doelgroep van de kredietsubsidie is de boeren. Deze groep profiteert
inderdaad, maar slechts gedeeltelijk: alleen een minderheid van de landbouwbedrijven
waarvoor een contract met een integrator aantrekkelijk is. Zoals uit hoofdstuk
6 is gebleken, zijn dit met name de grootschalige staatsboerderijen en
de nieuwgevormde associaties. Gesubsidieerde kredietverlening blijkt de
grote meerderheid van kleinschalige privéboeren nauwelijks te bereiken.
Kadiresan (1993, p.192) stelt: “The credit subsidy has discriminated
against small farmers, since banks prefer large borrowers over small borrowers”.
Petre Rus over krediet en schuld
Petre Rus is de enige van de respondenten in Podeni met een lening. Petre
heeft in 1994 een lening van DM 10.000 gekregen van kennissen uit Nederland
om een tractor aan te schaffen. Het was de bedoeling dat Petre jaarlijks
gedurende tien jaar een deel zou aflossen. Hij heeft de Nederlanders echter
nog niets kunnen terugbetalen en hij hoopt dan ook op een zekere clementie
bij het terugbetalen van de lening. Enerzijds is dit wellicht begrijpelijk
gezien de problemen die Petre met de tractor heeft gehad (zie hoofdstuk 5),
maar anderzijds getuigt het van ‘financieel onvolwassen gedrag’.
Overigens mag Petre de lening in lei aflossen, hetgeen betekent dat het
terug te betalen bedrag steeds verder in waarde daalt.
De Terugkeer van Herr Broos
Herr Broos, een bejaarde Saks uit Homorod (Hamruden) vertelde dat
hij achttien jaar jong was toen hij tijdens de Tweede Wereldoorlog
voor de nazi’s aan het oostfront tegen de Sovjets moest vechten.
Hij heeft dit overleefd. Hij vertelde over zijn terugkeer in het dorp, vijftig
jaar geleden. Zijn vriend Herr Thome neemt het verhaal halverwege over omdat
Herr Broos te geëmotioneerd wordt: “Het was die dag tien uur
’s avonds. Ik zat met een aantal vrienden op een bankje op straat.
Daar kwam vanuit de verte iemand aangehinkeld. Ik herkende deze persoon direct;
het was Broos! Hij was teruggekeerd van het front. We riepen hem, maar hij
reageerde niet. Broos ging rechtstreeks naar het huis van zijn ouders. Bij
de poort riep hij: “Liebe Eltern, ich bin zu Hause!” We waren
erg blij dat Broos was teruggekeerd. We mochten echter niemand hier wat
over vertellen, want soldaten uit het Duitse leger werden gezocht door de
Sovjets in deze tijd. Broos moest 180 dagen onderduiken”.
Tibi de Roma
In een bar in Podeni steken Tibi, een jonge Roma-zigeuner, en een Roemeen
een beetje de draak met elkaar. Dit lijkt uit de hand te lopen wanneer
de Roemeen zegt: “Als Antonescu vandaag de dag nog aan de macht zou
zijn geweest, dan bestond jij misschien nu niet”. Tibi antwoord echter
ogenschijnlijk kalm: “Geen probleem, dan hadden mijn ouders toch zo
weer een nieuw kind gemaakt”.
De busstaking
Bij een staking van het regionaal busbedrijf in juni 1995 werd Podeni voor
enkele dagen nagenoeg geïsoleerd. Markt- en familiebezoek kon niet doorgaan,
afspraken elders werden afgezegd en schoolgaande kinderen zaten vast in
het ouderlijk dorp. Het weinige autoverkeer naar de buitenwereld werd ten
volle benut. Toen twee dagen later de geëiste loonsverhoging van de
stakers werd ingewilligd, kwam het leven weer op gang.
Een stadspand in Aiud
Ongeveer 10 families hebben naast hun huis in Rachis een appartement in
Aiud. Dit wordt gebruikt om af en toe te overnachten op weekdagen, of wordt
als veilige belegging gehouden en verhuurd aan anderen.
Karakteristiek reisgedrag in Podeni?
De bewoners van Podeni reizen ver. Opvallend bij de interviews in Podeni
in dit verband is het aantal keren dat een be-zoek aan gemeentehuis, districtskantoor,
provinciehuis of rechtszaal genoemd wordt. Veel mensen reizen vanwege verschillende
problemen vaak naar deze instellingen, soms tot in Boekarest toe. Het betreft
vaak (nog steeds) problemen met de herverdeling van landbouwgrond. In de
andere dorpen werd deze reden niet gehoord. Zouden de verhalen uit naburige
dorpen over het moeilijke karakter van de bewoners van Podeni waar zijn?
Ontslagbeleid van de cementfabriek in Turda
CT Cimentul S.A. is de nieuwe naam voor de cementfabriek te Turda.Ingenieur
Matei George van de afdeling Technische Zaken vertelde dat de fabriek met
Hongaars en Oostenrijks geld in 1913 werd opgericht, en de voorraden methaangas
en de steengroeven in de buurt benutte. De fabriek werd in de jaren vijftig
genationaliseerd, waarna het gouden tijden kende door de immense vraag
naar cement en andere bouwmaterialen voor de bouw van flats. In de jaren
zeventig en tachtig werd ook de produktie voor de export belangrijker.
De Roemeense cementfabrieken leverden exclusief aan het staatsbedrijf Romcim,
dat de verkoop van cement in handen had. De fabrieken kregen een standaardprijs,
ongeacht de werkelijke produktiekosten die gemaakt waren. Zo produceerde
een fabriek aan de kust bij Constanta cement voor $20 per ton, terwijl
een ton in Turda $30 ton kostte. Romcim verkocht het cement voor $30 per
ton en beide fabrieken kregen een gelijk deel van de winst, als die tenminste
niet werd opgeëist door belangrijke projecten zoal de bouw van het
Volkspaleis te Boekarest.
De fabriek behoort tot de 3000 bedrijven die in de loop van 1996 geprivatiseerd
worden. Aan de werknemers en andere belangstellenden zal dan 30% van de
aandelen verkocht worden, hoewel dhr George verwacht dat de eigen werknemers
niet genoeg geld zullen hebben en dat het aandeel in privébezit
onder de 30% zal blijven steken. Het aangaan van een joint-venture zou
voor de fabriek ideaal zijn, maar er zijn nauwelijks contacten. Een Oostenrijkse
zakenman had in 1994 wel belangstelling, maar kon geen financiële
garantie aan de regering bieden.
Vóór 1989 produceerde de fabriek met 3000 vaste werknemers
1.200.000 ton cement per jaar. Anno 1995 is de produktie gedaald tot 200.000
ton per jaar (een afname van 83%), en werken er nog maar 1800 mensen. Hier
komt bij dat van november tot maart niet op volle capaciteit wordt gewerkt
omdat de gasdruk door de kou lager is en vanwege verminderde bouwactiviteit.
Alle 1800 mensen blijven desondanks de hele winter in dienst.
Er zijn meerdere redenen aan te wijzen voor de drastische produktiedaling.
Aan de kwaliteit van het cement ligt het niet: die is volgens internationale
standaard goed bevonden. De belangrijkste reden is dat de bouw van flats
door de staat nagenoeg stil is komen te liggen wegens geldgebrek. Andere
redenen kunnen worden gevonden in de problemen met de export. Ten eerst
is door het embargo tegen Klein-Joegoslavië de belangrijkste exportklant
van de fabriek weggevallen. Ook heeft Hongarije ter bescherming van zijn
eigen cementindustrie importlimieten gesteld. Ten derde is de kwaliteit
van de treinwagons waarmee cement naar West-Europa vervoerd zou kunnen
worden zo beroerd dat een aanzienlijk deel van de lading onderweg verloren
zou gaan. Tenslotte ondervindt de fabriek problemen door haar ligging.
De kosten van bulkvervoer per trein stijgen almaar, terwijl de concurrerende
fabriek bij Constanta aan een zeehaven ligt en veel beter af is.
Na 1989 is er aan de organisatie- en produktiestructuur niets veranderd.
Er is geen poging gedaan tot specialisatie of afstoting van bepaalde bedrijfsonderdelen.
In alle afdelingen is de produktie gedaald en zijn werknemers ontslagen.
De werknemers van de fabriek kwamen uit de hele regio rond Turda, waarbij
Podeni het verst weg lag. In tegenstelling tot vroeger komen de meeste
werknemers nu uit Turda zelf. Deze verschuiving wordt verklaard door het
ontslagbeleid dat Roemeense fabrieken volgen. Allereerst wordt gekeken
wie (vervroegd) met pensioen kan gaan. Vervolgens worden ‘slechte werkers’
ontslagen: diegenen met drankproblemen, politierapporten e.d. Als derde
in de rij worden werknemers met andere bestaansbronnen ontslagen. Dit zijn
mensen met een tweede baan of mensen die in het bezit van land zijn. Hier
vielen de meeste forensen van Podeni onder. De fabriek onderhield contacten
met alle gemeenten om te weten te komen wie landbezitter was. Als vierde
worden lager opgeleiden en als laatsten de mensen van buiten Turda ontslagen.
De fabriek betaalde de busabonnementen, en die waren te duur geworden voor
deze werknemers.
Dhr George ziet de opheffing van het handelsembargo tegen Joegoslavië
als een van de belangrijkste voorwaarden voor de herleving van de fabriek.
Maar zelfs als dat gebeurt hebben de ontslagen werknemers in Podeni en
Moldovenesti hun banen nog niet terug.
Petre Rus over forensisme
Petre heeft van 1978 tot 1993 gewerkt bij de IMA metallurgische fabriek
in Aiud, waar hij metaalbewerker was. De arbeidsomstandigheden waren slecht
want het was zwaar en onveilig werk. Na 1989 werd zijn baan onzeker: de
werknemers werden steeds vaker met onbetaald verlof gestuurd en uiteindelijk
ontslagen. In zijn laatste jaar bij de IMA werkte Petre in ploegendienst,
waardoor de werktijden niet meer aansloten op de bus, die nog maar één
keer per dag reed. Daarom moest hij elke dag eerst de twaalf kilometer
naar de hoofdweg lopen om daar de bus naar Aiud te nemen of te liften.
Omdat hij geen 20 jaar heeft gewerkt krijgt hij geen pensioen, maar een
almaar afnemende werklozenuitkering, die nu 27.000 lei per maand bedraagt.
Petre werd na zijn ontslag maar boer.
Vanwege de financiële problemen rond de handicap van zijn dochter
-hij moet een ware veldtocht voeren tegen de bureaucraten die beslissen
hoeveel uitkering zij krijgt- reist Petre geregeld naar het gemeentehuis
in Moldovenesti, een beoordelingscommissie in Turda en diverse instanties
in Cluj, waar hij maar al te vaak vanwege een ontbrekende stempel, formulier
of sleutelpersoon ergens anders heen gestuurd wordt.
Vervangend vervoer
Elk half uur rijdt er een bus tussen Turda en Cluj. Langzaam pruttelen
de oude bussen over de heuvels op de dertig kilometer tussen de twee steden.
Een enkeltje kost 1200 lei. Voor 300 lei extra zijn er tientallen automobilisten
die maar al te graag als taxi willen fungeren. In Turda spreken de chauffeurs
op de hoofdstraat de klant aan, die daarna op nog drie medepassagiers moet
wachten om de rit rendabel te maken. Een half uurtje later kan in Cluj
in een obscuur straatje naast het Nationaal Theater worden uitgestapt.
Natuurlijk is dit officieel illegaal: de chauffeurs rijden zonder vergunning
en verzekeringen en ontnemen bussen echte taxi’s klanten. Des te vreemder
is de instapplaats. Deze is in Turda namelijk recht tegenover het politiebureau.
In de praktijk blijkt dat de bussen meestal overvol zitten en dat de duurdere
legale taxi’s de rit niet graag maken. Daarom tolereert de politie
de klandestiene taxi’s meestal, op een enkele bekeuringsronde na zodat
men weet wie er de baas is. Hierbij betalen de chauffeurs enkel duizenden
lei boete, en rijden vervolgens door. De chauffeurs verdienen per rit 6000
lei, maar raken het grootste gedeelte van deze inkomsten aan benzine- en
vooral materiaalkosten weer kwijt. Sommige autootjes zijn zo gammel dat
ze door pech of klapbanden de dertig kilometer niet halen en dat de klanten
gedwongen worden te liften. Anderen komen halverwege met een lege tank
te zitten. In dit geval -hier valt geld te verdienen!- zal het niet lang
duren tot een voorbijganger stopt om tegen een zacht prijsje enkele liters
brandstof over te hevelen. Dit zijn ook de voornaamste redenen dat de chauffeur
pas achteraf betaald wordt.
Land o’Lakes
Land o’Lakes is een Amerikaanse zuivelgigant, die onder andere in
Roemenië een non-profit afdeling heeft ter bevordering van de zuivelindustrie.
Ze adviseren beginnende zuivelproducenten op het gebied van marketing,
business management, verpakking en dergelijke. Aan de muur in het LOL kantoor
in Boekarest hangt de LOL Romanian team-visie: “Our vision is to
develop a partnership with Romanian private dairy processors to further
economic welfare”
PHARE
PHARE is een hulpprogramma van de EU aan Oost-Europa. Het programma is
in 1990 gestart met het financieel ondersteunen van de economische transformatie
van Polen en Hongarije. In de periode 1990-93 zijn alle landen in het programma
opgenomen en tabel A geeft een overzicht van de uitgaven. In totaal heeft
de EU in de periode 1990-94 4,3 miljoen ECU beschikbaar gesteld aan het
PHARE-programma.
Sinds de Europese topconferentie in Kopenhagen in juni 1993 heeft de PHARE
eveneens de opdracht de uitvoering van de Europese Akkoorden te ondersteunen,
die de weg vrij moeten maken voor toetreding tot de Unie. De policy
convergence is daarmee onderdeel geworden van de PHARE-programma’s
in Oost-Europa. De ontwikkeling van particuliere ondernemingen is het grootste
fonds. De landbouwhervormingen staan op de vierde plaats, met 11,5%. De
belangrijkste elementen van dit fonds waren de ontwikkeling van het hervormingsbeleid
en het ondersteunen van importen om de voedselproduktie op peil te houden.
Tegenwoordig ligt meer nadruk op de privatisering van staatsboerderijen
en agroïndustriële ondernemingen, de ontwikkeling van een ruraal
banksysteem en de decollectivisatie.
De Roemeense afdeling van PHARE voert projecten uit via zogenaamde Program
Management Units. Dit zijn teams van Roemeense ambtenaren aangevuld met meestal
buitenlanders. Het jaarlijkse budget voor PHARE in Roemenië voor de
landbouwprojecten hangt af van het aantal projecten. In de periode 1990-93
is 76 miljoen ECU besteed (zie figuur 10.2).
Irenka’s wereld
Irenka uit Ionesti heeft hartklachten en loopt daarom altijd met een noodpotje
pillen met aanwijzingen rond. Toen ze op het plein van Odorheiu een blackout
kreeg werd ze op klaarlichte dag van al haar tassen beroofd, inclusief die
met de medicijnen. Sindsdien reist ze niet meer alleen en is ze afhankelijk
van haar kinderen die haar meenemen. Voor haar is het nieuwe Roemenië
buiten het Homoroddal een andere wereld, maar vooral bedreigender.