Het Bureau en de kwakzalverij


Sociale wetenschappers over niet-reguliere genezers


Uit: C.N.M. Renckens , 'Kwakzalvers op kaliloog', pagina 103-109.
Uitgeverij Prometheus 2000, ISBN 90-5333-916-7. fl. 39,50
Eerder verschenen in iets gewijzigde vorm in 'Het Actieblad', sept. 1998, 109de jaargang nr. 4
Overgenomen met toestemming van de auteur

In zijn monumentale romancyclus Het Bureau beschrijft J.J. Voskuil in kaal proza, maar op een meeslepende wijze hoe mensen die gedwongen zijn samen te werken, met elkaar omgaan. Minutieus worden de karakters geschetst van de talrijke medewerkers die aan het bureau verbonden zijn, en dat geschiedt op nietsontziende wijze, waarbij vooral zwakheden en onaangename trekken aan het licht komen. Onnodige gewichtigdoenerij, luiheid, hypochondrie, het ontwijken van verantwoordelijkheid, veelvuldige ziekmeldingen (`Wat heeft Ad?' `Ad heeft 37,2!'), brutaliteit, onredelijk autoritair gedrag enzovoort zijn in het bureau schering en inslag. Zij worden bezien door de bril van Voskuils alter ego Maarten Koning. Deze is misschien zelf niet geheel misantroop, maar wel volledig gespeend van wat tegenwoordig heet `sociale vaardigheden'. Hij lijdt daar vaak ernstig onder.

De auteur is van 1957 tot 1987 verbonden geweest aan het P.J. Meertens Instituut (`Het Bureau') van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (`Het Hoofdbureau'). Hij heeft zijn cyclus, die uit zeven delen bestaat, waarvan er inmiddels vijf zijn verschenen, geschreven om rekenschap af te leggen, vooral tegenover zichzelf. Maarten Koning heeft een sterk ambivalente houding tegenover zijn werk als volkskundige en meent eigenlijk dat het werk volledig zinloos is. Ook vindt hij dat hij veel te veel verdient, en hij heeft een puriteins-socialistische levensopvatting. Hij is tegen de auto en tegen de televisie, en heeft een overdreven eerbied voor de levens van dieren, ook die van de allernietigste, zoals rupsen.

De romancyclus loopt strikt chronologisch van 1957 tot 1987 en geeft op de achtergrond ook een goed tijdsbeeld door de flarden actualiteit die in de gesprekken doorklinken. Het zou overdreven zijn om te zeggen dat ook de opkomst van nieuwe kwakzalverijen in de jaren zestig en zeventig en passant wordt beschreven, maar af en toe komen deze ter sprake. Maarten moet er, ondanks zijn geitenwollensokkenimago, niets van hebben.

Lezers van het Actieblad tegen de Kwakzalverij hebben, waarschijnlijk zonder het te weten, al in 1994 kennisgemaakt met een uitvloeisel van Voskuils professionele prestaties, die volgens vriend en vijand overigens aanzienlijk waren. In de eerste delen van Het Bureau is er namelijk sprake van een wetenschappelijk tijdschrift op het gebied van de volkskunde, getiteld Ons Tijdschrift. Dit tijdschrift is een gemeenschappelijk Nederlands-Vlaamse onderneming. Maarten zit in de redactie en kan zich op een bepaald ogenblik niet meer neerleggen bij de dominante invloed die zijn Vlaamse vakgenoot Pieters op het blad heeft. Hij forceert _ na een prachtige suikerzoete, maar zeer vileine briefwisseling _ een breuk. Vervolgens wordt een nieuw tijdschrift van het bureau in het leven geroepen, Het Bulletin.

In werkelijkheid geeft het P.J. Meertens Instituut het Volkskundig Bulletin uit, met een verschijningsfrequentie van driemaal per jaar. In 1991 _ Voskuil maakte toen overigens al geen deel meer uit van de redactie _ verscheen een themanummer van dit Volkskundig Bulletin dat geheel gewijd was aan het geloven in genezing. Marijke Gijswijt-Hofstra had de redactie van dat nummer. Het erin opgenomen zeer lezenswaardige relaas van Willem de Blécourt over het `Staphorster Boertje' verscheen later in juni 1994 als een extra editie van het Actieblad.

Weinigen hadden destijds nog van dit bureau gehoord, maar dat is sindsdien dankzij de zeer succesvolle roman danig veranderd. Het derde deel (Plankton) werd in mei 1998 bekroond met de Libris-literatuurprijs en de aanvankelijk wat mensenschuwe Voskuil heeft zich, zijns ondanks, ontwikkeld tot een bekend Nederlander. Eveneens in 1998 ontving hij al eerder de Prix des Ambassadeurs. De buitenlandse ambassadeurs in ons land vonden zijn werk het beste van 1998 en zullen zich inspannen om zijn werk in het buitenland te laten verschijnen.

Ik heb eerder betoogd dat de populariteit van de alternatieve geneeswijzen niet op medische gronden berust en als zodanig ook onverklaarbaar is. En Voskuil moge dan wel een hoge dunk hebben van de maatschappelijke relevantie van zijn tak van wetenschap, voor inzicht in de motieven van consumenten en aanbieders van deze behandelvormen zijn wij mijns inziens grotendeels aangewezen op gedragswetenschappen als volkskunde, psychologie, culturele antropologie, sociologie en criminologie. Onderzoekers in die disciplines werkten destijds samen in de projectgroep `Magie en geneeskunde' en hebben een aanzienlijke publicitaire productiviteit getoond. Vier van hun publicaties, verschenen tussen 1991 en 1995, willen wij thans de revue laten passeren.

Geloven in genezen

In het hierboven genoemde themanummer van het Volkskundig Bulletin van juni 1991 laten vier leden van de projectgroep zien hoe de Nederlandse medische geschiedenis in sociaal-cultureel perspectief geplaatst kan worden. Gijswijt-Hofstra geeft een beschouwing over recent onderzoek op dit terrein en wijst op de met name door de Brit Roy Porter gestimuleerde alternatieve wijze van medische geschiedschrijving, waarbij niet _ zoals gebruikelijk _ een succesverhaal wordt verteld over de vooruitgang van de geneeskunde, volledig bezien uit het oogpunt van de officiële geneeskunde, maar gekozen wordt voor een andere aanpak. Daarin wordt vooral aandacht besteed aan volksgeneeskunde en aan de alledaagse concurrentie tussen medici en `kwakzalvers' op de medische markt. Deze verhalen worden gelardeerd met sociologisch getinte beschouwingen over professionalisering en medicalisering, ook met betrekking tot sociale dominantie en machtsverhoudingen.

De historicus Frijhoff wijdde een lezenswaardige beschouwing aan hoe de leek in Nijmegen tijdens de pestepidemie van 1635 op zoek ging naar genezing. De antropoloog De Blécourt behandelde de praktijken van het Staphorster Boertje. Deze Willem de Blécourt figureert vanaf 1979 ook in Het Bureau (deel 5, p. 85 en volgende) als Charles Luzac (Alblas: `Maar ik heb nu een student, die is wel wat voor jullie. Die interesseert zich voor toverij, en daar weet hij verdomd veel van. Daar zou een verrekte goed artikel inzitten. Ik zal hem naar jullie toesturen.'). Ten slotte bevatte het nummer een aardige bijdrage van de antropologe Ineke van Wetering over de magie van de wintigenezer in ons land.

Het colofon van dit nummer bevat meer namen van mensen die in Het Bureau uitgebreid worden geportretteerd, zoals Ton Dekker, Koos Schell, professor Rob Rentenaar, Marjan van Zuijlen en professor Dick Blok (voor de Voskuil-liefhebber: respectievelijk Ad Muller, Joop Schenk, Koos Rentjes, Tjitske van den Akker en Jaap Balk).

Grenzen van genezing

In 1993 presenteerden tien leden van de projectgroep `Magie en geneeskunde' hun volgende bundel, getiteld Grenzen van genezing met de ondertitel Gezondheid, ziekte en genezen in Nederland, zestiende tot begin twintigste eeuw. De kaft wordt gesierd door een afbeelding van de befaamde masseur en kwakzalver dr. Joh. Mezger, die rond 1870 werd geportretteerd voor het Amstelhotel, waar hij praktijk hield, en die ook personen van koninklijken bloede tot zijn clientèle mocht rekenen.

De bundel is gevuld met uiteenlopende bijdragen van historische aard en beschouwt ziekte en gezondheidszorg als culturele constructies, die niet in termen van een waardeoordeel worden bekeken. Men vindt veel lezenswaardigs. Zo schrijft Willem Frijhoff over de strijd tussen pastoor en tovenaar. Deze Frijhoff verschijnt in Het Bureau ten tonele als Willem Vreeburg (Maarten Koning toont zich gecharmeerd van een artikel van Vreeburg over de bedevaart naar Hasselt en wil het stuk ook in Het Bulletin plaatsen, hoewel hij daarvoor zijn afkeer van katholieken tijdelijk opzij moet zetten). `Het lijkt me een intelligente man.' (deel 5, p. 20) Men kan in de bundel ook lezen over de duiveluitdrijving in zeventiende en achttiende eeuw en de kerkelijke regelgeving daaromtrent, wondergenezingen in bedevaartsoorden (1600-1800), reizende meesters in Groningen als concurrenten, die geleidelijk worden uitgeschakeld, reacties op pest- en pokkenepidemieën in de Republiek, aderlatingen in de negentiende eeuw en het Nederlandse homeopathiedebat in de negentiende eeuw (van Gijswijt-Hofstra). Een fraaie publicatie, die zeer geschikt is als inleiding in de geschiedenis van volksgeneeskunde en kwakzalverij in onze contreien.

De medische markt

In deel 4 van Het Bureau wordt er driftig gediscussieerd over de vraag of samenwerking van volkskundigen met antropologen gewenst is. De antropologen dringen zich enigszins op, maar Maarten Koning heeft zo zijn eigen mening over hun motieven. `Nu ze in de Derde Wereld niet meer welkom zijn, verleggen ze hun terrein noodgedwongen naar ons eigen land.' Wat hiervan waar is, weten wij niet, maar feit is dat het tijdschrift voor antropologie Focaal in 1993 zijn 21ste nummer wijdt aan `De medische markt'. Ook hierin veel `geschiedenis van onderop', als representant van de door Porter en de zijnen gepropageerde `social history of medicine'.

De redactie werd gevoerd door de eerdergenoemde Willem de Blécourt en door de socioloog Van Vegchel, die bekendheid geniet als auteur van Medici contra kwakzalvers, waarin vooral de activiteiten van de Vereniging tegen de Kwakzalverij prominent worden beschreven. Naast een theoretische inleiding bevat Focaal een uitvoerige beschrijving van de teloorgang van de Amsterdamse heelmeesters in de achttiende eeuw, een inventarisatie van zelfmedicatie en medische advertenties in de Groninger en Ommelander Courant, 1743-1800, en een verslag van de activiteiten van de Britse kwakzalver Sequah, die in 1891 ons land aandeed en aanleiding gaf tot hevige actie van de VtdK.

Daarnaast bevat de bundel een groot aantal boekbesprekingen en signalementen. Mijn boek Hedendaagse kwakzalverij uit 1992 (door Dunning een `sieraad voor elke wachtkamer' genoemd) wordt er door de antropologen beschreven als `een interessant tijdsdocument van een voorzitter van een vereniging die onvoorwaardelijk vasthoudt aan het wetenschappelijk vooruitgangsgeloof van de reguliere geneeskunde'! Zo hoort u het eens van een ander.

Op zoek naar genezing

De bundel Op zoek naar genezing bevat vijf bijdragen, die gepresenteerd werden op het in 1994 te Woudschoten gehouden congres `Healing, Magic and Belief in Europe, 15th-20th Centuries'. De VtdK heeft destijds een subsidie toegekend aan de organisatoren van dat congres, en een bestuurslid, de psycholoog Bügel, heeft daar een inleiding verzorgd over het placebo-effect. In Op zoek naar genezing wordt fraai chronologisch uit elke eeuw een onderwerp behandeld: de opvattingen van de Hollandse spiritualisten en menisten over ziekte en genezing in de zestiende en zeventiende eeuw, de carrières van irreguliere genezers in de achttiende eeuw, bekeringen tot de homeopathie in de negentiende eeuw, het optreden van vroedvrouwen tegen traditionele praktijken rond het kraambed in het begin van de twintigste eeuw en ten slotte de activiteiten van creools-Surinaamse vrouwen in de Bijlmer als wintigenezers. Over al deze onderwerpen worden ook uitgebreide literatuurreferenties vermeld.

Degenen die mochten denken dat al die kleurrijke en primitief aandoende rituelen en gebeurtenissen die in de hierboven vermelde lectuur beschreven worden, thans uitgestorven zijn en daardoor verder irrelevant zijn, die vinden Maarten Koning zelf op hun weg. Deze zette Ad Muller, die van mening was dat de moderne mens veel rationeler handelt dan vroegere generaties, eenmaal hardhandig op zijn nummer. `Ik moet teruggaan tot de eerste jaren van de middelbare school om zo'n gedachtegang te kunnen volgen. Die middeleeuwers van jou zijn een soort opgroeiende pubers, terwijl ze volgens mij niet fundamenteel van ons verschilden, behalve dan in de codes die ze gebruikten. Volgens mij ben je slachtoffer geworden van een verkapt vooruitgangsdenken, ongeveer zoals Elias. Ik geloof daar niets van.' (deel 4, p. 806) De wetenschap boekt vooruitgang, maar de menselijke neiging tot bijgeloof en wishful thinking is in de afgelopen duizend jaar allerminst verminderd. Daarin heeft Maarten Koning helaas het grootste gelijk van de wereld.

Geraadpleegde literatuur

M. Gijswijt-Hofstra (red.), `Geloven in genezen. Bijdragen tot de sociaal-culturele geschiedenis van de geneeskunde in Nederland'. In: Volkskundig Bulletin (juni 1991).

W. de Blécourt, W. Frijhoff en M. Gijswijt-Hofstra (red.), Grenzen van genezing. Gezondheid, ziekte en genezen in Nederland, zestiende tot begin twintigste eeuw, Hilversum 1993.

W. de Blécourt en S. van Vegchel (red.), `De medische markt'. In: Focaal 21 (1993).

M. Gijswijt-Hofstra (red.), Op zoek naar genezing. Medische geschiedenis van Nederland vanaf de zestiende eeuw, Amsterdam 1995.

© CNM Renckens, 2000


One page up

Deze pagina wordt onderhouden door Erik van Halsema (jdfvh@dds.nl)

Last change of this page: Februari 2001