Zie ook:

  • Wat is dit?

  • Televisie

    Door literair volksmenner (in ruste volgens sommigen) Gerrit Komrij ook wel de Treurbuis genoemd. Die bijnaam impliceert uiteraard dat het aanbod op het scherm van treurig niveau is, wat niet per definitie het geval is. Uitsluitend cultuurpessimistisch aangelegde geesten als Komrij treuren bij het aanschouwen van de wereld die de televisie ons toont. Vergeleken bij de televisie is de hel van Dante een filiaal van Center Parcs, vinden de Komrij’s onder ons. Onzin. Om de hel van Dante valt met de beste wil van de wereld niet te lachen.
       Ondanks dat half intellectueel Nederland de televisie ziet als een spiegel waar hij of zij niet in wenst te kijken valt er veel te leren van het medium. Wie op verheffing uit is, op hoogwaardig vermaak, op weldadig onderdompelen in muziek, theater, film, literatuur, die doet er beter aan een concertgebouw, theater of bioscoop te bezoeken of een boek te lezen. Niets van dat alles valt op dat toverscherm te vinden. Gelukkig maar. Welk theater heeft ooit televisie op de planken gebracht? In welke bioscoop worden ooit televisieprogramma’s vertoond? Hoeveel romans zijn ontleend aan televisieseries? En heeft ooit een componist zich gewaagd aan een libretto waarin de dialogen van GTST een voorname rol spelen? Dus waarom zou televisie zich schatplichtig tonen? De eerste films registreerden integraal, de eerste boeken legden overgeleverde verhalen vast, zoals de eerste noten van het eerste instrument ongetwijfeld als vogelgezang hebben geklonken. Elk nieuw medium heeft recht op een eigen domein, en op een eigen taal om binnen dat domein te spreken.
       Wat vinden we wel op de televisie? Een wereld waarover je nooit had kunnen dromen. Expeditie Robinson, Get the picture, Life & Cooking, de real life-serie rond volkszanger Frans Bauer, het biedt allemaal een gestyleerd inkijkje in een bizarre wereld. Houdt die verband met onze dagelijkse wereld? We mogen het hopen van niet, ook al vermoed ik stiekem weleens dat niet alles op fantasie berust.

    Televisie Wie toetreedt tot de beroepsgroep van televisiejournalisten krijgt te maken met een enorme toename van waardering van de kant van het publiek en een navenante afname van die waardering in journalistieke kring. Journalisten van dag- en weekbladen hadden er meer begrip voor gehad als je je carričre had voortgezet in de escortbranche. Als paaldanser desnoods. De televisie is niet alleen het geestelijk minder vermogende zusje binnen de journalistieke familie, het is tevens een uiterst ordinair medium waar uitsluitend mensen voor werken die beschikken over te weinig taalvaardigheid om het elders lang uit te kunnen houden. De televisiejournalistiek is het afvalputje van de beroepsgroep, het bezinksel, een reservaat voor zwakke broeders.

    Onderstaande top vijf van misverstanden betreffende het medium televisie schreef ik voor de internetpagina van Het Parool. Leukste reactie: volgens mij heb jij geestelijke bijstand nodig.

    De TV Misvattingen Top Vijf

    Het is een misvatting...

    1) Dat de televisie u een wereld voorspiegelt die in direct verband staat tot de wereld die aan de andere kant van uw voordeur ligt. Wij van de televisie weten beter. Niets aan het voorgespiegelde beeld is echt, ook al probeert de werkelijkheid (voor zover ook die bestaat) zich regelmatig aan te passen aan het valse beeld van de buis. De romans van Thomas Mann, Gustav Flaubert en Henry James bevatten meer werkelijkheid en kunnen u beter tot gids dienen dan alle journaalbeelden bijelkaar.

    2) Dat televisie eeuwige roem verschaft. De soort roem die televisie verschaft is de kortst denkbare. In weinig beroepsgroepen is de inwisselbaarheid zo groot als in de televisiesector. Nergens raak je zo snel in de vergetelheid. Niets beklijft minder dan de televisiepresentator. Zelfs het oeuvre van Vader Abraham is houdbaarder. De presentator is een man zonder eigenschappen, een fictieve figuur in een schimmenwereld, voorzien van een dikke tefallaag waarlangs alle oordelen afdruipen, waaraan geen enkele eigenschap zich ooit wil hechten. Van televisiepersoonlijkheden valt ook niets te vinden. Over niets valt immers geen mening te vormen, hoezeer televisiecritici dat ook proberen. Wie de vileine televisiestukjes van Gerrit Komrij terugleest weet niet meer over wie ze gaan, of kent de namen maar kan zich niet meer verplaatsen in de ergernis die ze kennelijk wisten op te roepen. Zo erg is het gesteld met televisiepersoonlijkheden: zelfs de stukjes van Gerrit Komrij raken erdoor gedateerd. Zelfs de verzamelde liedteksten van Pierre Kartner blijven tijdlozer.
       "Fame is like a river, that beareth up things light and swollen, and drowns things weighty and solid." Francis Bacon, de eerste televisierecensent van het Verenigd Koninkrijk.

    3) Dat het fijn is herkend te worden als iemand van de televisie. Het tegendeel is waar. Je ondervindt er louter hinder van. Dat je verantwoordelijk wordt gehouden voor alles wat je zegt, en dus ook voor wat je in de ogen van anderen fout zegt, en dat je daar door iedereen op aangesproken kunt worden lijkt me begrijpelijk, maar daar blijft het niet bij. Je bent tevens verantwoordelijk voor het decor waar je in zit, voor de verrichtingen van al je collega’s, inclusief die van alle andere omroepen in Nederland, ja zelfs voor het failliet van de taxibranche, de plotseling gedaalde populariteit van een voetballer of de teloorgang van het nachtleven in Amsterdam. Er wordt je kortom een macht toegedicht die je onmogelijk kunt bezitten. "Ze hebben het toch altijd over de driehoek: burgemeester, politie en justitie?" zei een taxichauffeur toen ik wat uit het raam staarde. "Ja," antwoordde ik, in afwachting van wat volgen zou. "Nou volgens mij is dat dus een vierhoek: burgemeester, politie, justitie en AT5." Hij legde een vette Amsterdamse nadruk op het laatste woord. Door mij had TCA een slechte naam gekregen.
       Tweede nadeel: je treedt toe tot de familie van mensen die op televisie zijn. Het ontbreek nog aan een gezamenlijke barbecue, maar verder draagt die groep mensen alle kenmerken van een familie. Je groet elkaar op straat, mag bij elkaar naar alles informeren, weet alles over elkaars overspel, elkaars kinderen, elkaars ruzies en vriendschappen. Iedereen kent elkaar en niemand heeft geheimen voor elkaar. Wie op televisie verschijnt wordt geacht alle eenzelvigheid op te geven en voortaan een publiek leven te leiden.
    Gelukkig ben ik een eenvoudige, slechts plaatselijk bekende nieuwslezer. Als ik Carlo Boshardt, Paul de Leeuw of Robert ten Brink zou zijn, zou ik onmiddellijk van het hoogst beschikbare dak springen, ook al zou ik verhuizen naar een bij voorkeur warm buitenland uiteraard ook in overweging nemen.

    4) Dat er talent voor nodig is om iets op televisie te kunnen presenteren. Het hebben van een gezicht, een stem en een middelgrote woordenschat is doorgaans al toereikend. Voor sommige programma’s is zelfs het hebben van een woordenschat geen noodzaak. Sommige programma’s worden gemaakt voor mensen die zelf over niet meer dan vijf woorden kunnen beschikken, dus van een presentator van een dergelijk programma wordt hooguit gevraagd dat hij er zes tot zijn beschikking heeft. Enig verschil mag er toch wel zijn.
       Voor wat betreft het nieuwslezen: bijna iedereen kan het leren, zoals bijna iedereen kan leren autorijden. Veronderstelt het kunnen autorijden veel talent? Lijkt mij niet. Wees dus alert als u iemand weer eens hoog hoort opgeven over "het vak" en hoe snel mensen vergeten hoe moeilijk het is.
       Er zijn twee televisiedisciplines die respect afdwingen. Het maken van een goed filmpje, in welke sector dan ook, is een kunst, evenals het maken van een goed interview. Al het overige is lucht.

    5) Dat televisiepresentatoren interessante mensen zijn. Niets is minder waar. U denkt thuis waarschijnlijk dat alle op televisie gevoerde gesprekken spontaan gevoerd worden, dat vragen die gesteld worden voortkomen uit de interesse van de presentator, dat de antwoorden een volslagen verrassing zijn, dat een presentator ook echt luistert naar die verrassende antwoorden, dat presentatoren een oortje in hebben om over de juiste tijd te kunnen beschikken, dat alleen nieuwslezers gebruik maken van een autocue. Allemaal jammerlijke vooroordelen, naďeve veronderstellingen van mensen die nooit over de schutting hebben gekeken. Elk televisiegesprek kent een gespreksopzet, bestaande uit vraagsuggesties met daartussen antwoordprognoses. Die vragen en antwoordprognoses zijn samengesteld door een redacteur. Die heeft de studiogast al gesproken en heeft aan de hand van dat voorgesprek een selectie gemaakt. "U heeft in 1963 nog gitaar gespeeld toch? Dat was niet zo succesvol hč?" Waarna de hilarische anecdote semi-spontaan te berde wordt gebracht.
       Het wonderlijke is dat geen enkele Nederlandse studiogast zich daar ooit over verwonderd heeft, het altijd vanzelfsprekend heeft gevonden dat presentatoren zelf geen vragen stellen, maar louter de spreekbuis vormen van een redactie, een vooruitgeschoven verkenner, dat presentatoren het weliswaar goed kunnen verwoorden, maar dan wel in de woorden van iemand anders.
       Overigens is niet alleen de gemiddelde presentator doorgaans een lege huls, dat geldt meestal ook voor de gemiddelde redacteur. Een studiogesprek wordt alsvolgt voorbereid: bij de knipseldienst worden alle artikelen over Piet Jansen opgevraagd en doorgelezen, vervolgens wordt Piet Jansen gebeld en wordt een voorgesprek gevoerd. Daarna wordt een gespreksopzet getikt waarin alle leuke verhalen die Piet ooit heeft verteld bijeen zijn gezet. Vraag Piet nog eens naar die ene keer dat zijn moeder met een emmer vol poep van de trap viel. Confronteer hem nog eens met die harde uitspraak over vrouwen die hij een paar jaar geleden deed. Laat hem vooral vertellen dat hij in 1963 nog gitaar heeft gespeeld. Met als gevolg dat Piet al jaren in alle televisieprogramma’s hetzelfde vertelt.


    © copyright 2003 Jeroen van Kan