Keywords: Creationism, fundamentalism, bible, pseudo-science

============ Boekbespreking ============

Verschenen in Skepter 9(2) (1996) pp. 23-25

Bart Koene

The Mythmaker's Magic

Volgens de Amerikaanse filosoof Delos McKown heeft het geen zin creationisten achterna te zitten met wetenschappelijk onderzoek. Er is volgens hem maar één manier om het creationisme te bestrijden: door het geloof in de onfeilbaarheid van de bijbel aan te pakken.

Het creationisme vindt zijn oorsprong in het Amerikaanse protestantse fundamentalisme, dat dateert van het begin van deze eeuw. Fundamentalisten droegen sterk bij aan de kerstening van de Amerikaanse samenleving: in 1870 was maar 17 procent kerklid, terwijl dat percentage in 1930 tot 48 was gestegen. Tegenwoordig gelooft 47 procent van de Amerikaanse bevolking dat God de mens heeft gemaakt in één enkele scheppingshandeling die hooguit 10.000 jaar geleden plaatsvond, terwijl dit geloof in Europa slechts een marginale aanhang heeft (zie Skepter, september 1995).

Creationisten vinden dat de schepping, de zondeval en de zondvloed als uitgangspunt moeten dienen bij het beoefenen van natuurwetenschap. Zij zoeken vooral naar argumenten tegen de evolutietheorie, omdat deze in tegenspraak is met hun interpretatie van de bijbel. Doorgaans geloven ze dat God de wereld zes- à tienduizend jaar geleden heeft geschapen. (Een gematigde variant, het 'oude-aarde'-creationisme, gaat ervan uit dat de aarde zo'n 4,6 miljard jaar oud is, zoals de geologie leert.)

In Amerika geeft het creationisme, meer dan waar ook in de wereld, aanleiding tot levendige discussies. De filosoof Michael Ruse, die een aantal boeken over de evolutietheorie heeft geschreven, heeft er geen goed woord voor over. In zijn Darwinism Defended schreef hij: 'Er bestaan gradaties in het bij het verkeerde eind hebben. Creationisten staan onderaan die schaal.' Een andere filosoof die zich over het creationisme heeft gebogen, is Delos B. McKown, hoofd van de afdeling filosofie van de universiteit van Auburn in Alabama. The Mythmaker's Magic is een verzameling essays die hij gedurende vijftien jaar heeft geschreven en waarin hij de denkbeelden achter het creationisme kritisch onder de loep neemt. Het is geen diepzinnig werk geworden, maar McKown beschrijft humoristisch, recht-door-zee en origineel de waandenkbeelden achter het creationisme. Alles bij elkaar een goede inleiding in het onderwerp.

McKown kenmerkt zich door precisie. De god, die in de bijbel voorkomt, noemt hij de bijbelgod en de bijbelse slechterik de bijbelduivel. Zo onderscheidt de auteur zich van door hem geciteerde creationisten, want hij neemt niet a priori aan dat de bijbelgod of de bijbelduivel bestaan. Dat laat hij buiten beschouwing. McKown laat een aantal absurditeiten uit de bijbel de revue passeren. Bijvoorbeeld de reactie van de bijbelgod op de bouw van de toren van Babel (Genesis 11): 'Niets wat ze van plan zijn is nu onmogelijk voor hen.' De alwetende bijbelgod had zich niet zo bedreigd hoeven voelen, merkt McKown op. Ook wordt de 'onfeilbaarheid' van de bijbel ter discussie gesteld, om aan te tonen hoe moeilijk houdbaar een fundamentalistische positie is.

McKown veegt alle aanhangers van het 'wetenschappelijk creationisme' bijeen onder de (wat mij betreft onnodige) naam 'fundagelicals'. De term omvat fundamentalisten, evangelischen, verscheidene rechtse religieuze groeperingen, waaronder erg conservatieve rooms-katholieken, mormonen, joden en moslims. (De auteur vergeet hindoe-creationisten die de evolutieleer verwerpen en - in tegenstelling tot hun protestantse collega's - op grond van hún heilige geschriften concluderen dat de aarde veel ouder is dan de geologie toestaat.)

Zeemonster-mythe

Een aantal hoofdstukken zijn mijns inziens wat minder interessant, zoals een waarin hij de axioma's opsomt die creationisten aanhangen (16 in totaal) om het creationisme zo exact mogelijk te kunnen interpreteren. Ook van minder belang zijn twee hoofdstukken die over de Amerikaanse grondwet en enkele Amerikaans rechtszaken met betrekking tot creationisme gaan. Die twee tonen overigens wél hoe handig de creationisten de politiek weten te beïnvloeden. Wie dieper in deze materie geïnteresseerd is kan beter het door Michael Ruse geredigeerde But Is It Science? raadplegen. Een ander hoofdstuk bevat een analyse van een Amerikaans schoolboek. McKown besteedt hier aandacht aan, omdat hij verwacht dat toekomstige creationistische schoolboeken dezelfde soort fouten zullen bevatten. Hij is overigens van mening dat het boek in geen enkele schoolklas thuishoort, maar op de vuilnisbelt.

Veel interessanter is het hoofdstuk over alles wat creationisten liever niet gedrukt zien. Creationistische propaganda laat mensen geloven dat alleen hun scheppingsverhaal tegenover de evolutietheorie staat, dat wil zeggen dat er sprake is van twee rivaliserende geloofsovertuigingen over de menselijke oorsprong. Dat is onjuist, want in de bijbel zelf staan meerdere scheppingsverhalen: behalve de twee verhalen in Genesis (1:1-2:4a en 2:4b-25) staan er elders nog drie. Het eerste staat in Spreuken 8: 22-31, het tweede in Job 26: 12-13, de Psalmen 74:13-14; 89:10-11 en Jesajah 51:9-10 en het derde in 2 Petrus 3: 5-13.

In analogie met de moderne Big Bang theorie noemt McKown de eerste vier scheppingsverhalen achtereenvolgens de Big Wash-, Big Drought-, Big Wisdom- en de Big Seamonster-theorie, en ter vergelijking behandelt hij het scheppingsverhaal uit Plato's Protagoras. Dit beroemde verhaal, waarin Prometheus het vuur steelt van de god Hephaistos en vaardigheden in de kunsten van Athene, onderkent onze naaktheid temidden van de landdieren en ook vanuit biologisch oogpunt onze algemene nonspecialisatie. Verder stelt het dat alleen de mens religieus is, ziet de mythe het belang in van vuur voor de technologie, relateert zij de ontwikkeling van taal aan technologie en probeert te verklaren waarom ons leven in grotere aggregaties (of steden) mogelijk is. McKown acht deze mythe superieur aan de bijbelse scheppingsmythen.

Het bovengenoemde scheppingsverhaal uit het Nieuwe Testament is een verhaal apart. McKown toont aan dat een letterlijke bijbelinterpretatie hier niet in tegenspraak is met de moderne wetenschap. Uit 2 Petrus 3: 5-13 volgt dat de vorige aarde is vernietigd en onze aarde de tweede door God geschapen aarde is. Het laatste vers spreekt bovendien van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Hij vraagt gelijke rechten voor dit 'Driewerelden-creationisme'. Gewone creationisten zullen weinig trek hebben in dit (satirische) koekje van eigen deeg, want aandacht voor alternatieve creationistische richtingen zou hun spreektijd te zeer beperken.

McKown neemt ook het taalgebruik van creationisten onder de loep en hij ziet interessante parallellen met de Newspeak in de roman Nineteen Eighty-Four van George Orwell. Deze taal, gebruikt in de totalitaire staat Oceania, is bedoeld om het denken te beïnvloeden door de betekenissen van woorden te veranderen en nieuwe woorden te creëren. Het einddoel is het onmogelijk, of liever: 'ondenkbaar' maken van gedachten die strijdig zijn met de heersende ideologie. Zo herdefiniëren crerationisten het woord 'christen' zodanig dat iedereen die in de bijbelgod én evolutie gelooft buiten het christendom valt. Ook wordt een religieuze doctrine (het creationisme) tot wetenschap getransformeerd in de samengestelde term 'creation science'. Anderzijds wordt iets wat inherent niet-religieus is (zoals humanisme) keer op keer religieus genoemd.

Deze creationistische Newspeak kan in een eerste contact eigenaardig overkomen. Een creationistische bioloog kwalificeerde mij eens als evolutionist. Ik reageerde enigszins verontwaardigd, want tenslotte ben ik fysicus en géén evolutiebioloog. Hij antwoordde: 'Je bent of het één of het ander!'

In zijn slothoofdstuk, het tiende vraagt McKown zich af hoe het verder moet. In de VS zit de zaak muurvast. Creationisten beschikken over machtige vrienden binnen het Hooggerechtshof, en hun tegenstanders bereiken weinig door de wetenschap overenthousiast te presenteren, want creationisten zullen niet toegeven aan mensen waarvan zij denken dat het vijanden zijn van de bijbelgod. Een ander probleem is dat wetenschap niet altijd even makkelijk uit te leggen is. 'Hoe ongelukkig het ook mag zijn: wetenschap is vaak contra-intuïtief. Hoe spijtig het ook mag zijn: het creationisme is nogal intuïtief, althans voor wetenschappelijke simplisten', stelt McKown. Dat laatste vind ik wel wat te eenvoudig gesteld.

Creationisten willen evenveel aandacht voor hun religieuze opvattingen als voor evolutie in het wetenschappelijk onderwijs. Duidelijk is echter dat het creationisme niet in het wetenschappelijk onderwijs thuishoort. In dit verband citeert McKown de Britse evolutiebioloog Richard Dawkins: 'Om gelijke tijd te vragen voor wetenschappelijk creationisme bij biologie is zo ongeveer net zo zinnig als om gelijke tijd te vragen voor de theorie van de platte aarde bij astronomie. Of, zoals iemand ooit uitlegde, je kunt net zo goed gelijke tijd vragen voor de theorie van de ooievaar bij de seksuele opvoeding.'

Delos B. McKown, The Mythmaker's Magic: Behind the Illusion of "Creation Science", Prometheus, 1993, pp. 180, HFL 52,50

Prometheus boeken zijn verkrijgbaar bij:
Verlag Lee Traynor
Bruchwiesenstr. 15
D-64380 Rossdorf, Duitsland

© Copyright 1996 by L. Koene, Utrecht, The Netherlands

Reacties of commentaar: Bart Koene

To Skeptic Links, Servers, Articles