Bij Nader Inzien




[Omslag van de eerste druk, eerste deel]


De eerste druk van 'Bij Nader Inzien' verscheen in twee delen (zie bijgeleverde omslagen). De teksten op de flap luidden als volgt (met dank aan Bert Strengholt!):

BIJ NADER INZIEN
Roman in 2 banden, geb. f 3 5
Sinds Louis Couperus' 'De boeken der kleine zielen' is van geen Nederlands auteur een boek van deze omvang, doch tevens van een zo grote kwaliteit verschenen. Zoals bij Couperus de geschiedenis van de leden van een uitgebreide familie wordt beschreven, van hun onderlinge verhouding en drijfveren, hun ambities en conflicten, hun hartstochten en misverstanden, zo beschrijft J. J. Voskuil de geschiedenis van een groep studenten van de Amsterdamse universiteit in de voor Nederland zo belangwekkende naoorlogse jaren 1940- 1952. Met dezelfde nauwkeurigheid, hetzelfde realisme, met dezelfde voorkeur voor het psychologische detail als Couperus bouwt Voskuil zijn studentenwereld op.
Het is een document humain over en voor intellectuelen. De studenten waarover Voskuil schrijft vormen een vriendengroep. Ze zijn kritisch geïnteresseerd in politiek, wetenschap, liefde, literatuur, in de hen omringende wereld, zowel in als buiten de universiteit, maar bovenal zijn ze geïnteresseerd in elkaar. Ze discussiëren, ze luisteren nauwlettend naar elkaars opvattingen en tegelijk met de kennis van elkaar neemt hun zelfkennis toe. Hun behoefte aan creativiteit, hun geldingsdrang, hun afkomst en toekomst, hun onderlinge veten en misverstanden, hun onbarmhartige analyse van elkaars gedachten, gevoelens en karakter: het zijn allemaal boeiende aspecten van het leven van een groep vrienden.
Zoals men 'Het Land van Herkomst' van Du Perron geen roman kan noemen in de eigenlijke traditionele zin van het woord, zo kan men ook Voskuils boek niet als zodanig karakteriseren.
Wat de vorm betreft is het een aaneenschakeling van verhaal, essay, roman, dagboek, mémoires.
De twee hoofdfiguren van het boek, de studenten Maarten en Paul, vormen de twee polen waartussen zich de problematiek van de vriendschap voltrekt.
Paul, de intelligente fraseur, de veelweter, maar ook de naprater, de man die de meest stringente opvattingen over de vriendschap verkondigt, is de personificatie van de overheerser die alles volgens door hem opgestelde theorieën van anderen eist, maar zelf niets geeft en nooit zichzelf inzet. Hij is zijn eigen schijngestalte die zichzelf als uitzonderlijk begaafde intelligentie, maar ook als scheppend kunstenaar en denker ziet.
Paul is de personifikatie van de profiteur en de verrader, die het hele leven, alle menselijke betrekkingen en verhoudingen tot literatuur maakt.
Een beperkte intelligentie zonder karakter, die altijd de boventoon wil voeren, maar aan het einde van het boek volledig wordt ontmaskerd.
Maarten daarentegen, oorspronkelijk sterk onder de indruk van Pauls flitsende intelligentie, maar van naturel gewapend met twijfel, ironie, reserve en zelfspot is zijn tegenspeler.
Een onderscheid maken tussen theorie en praktijk, tussen literatuur en leven is voor hem erger dan hypocrisie.
Hij is zonder twijfel de sterkste maar ook de eenzaamste persoonlijkheid in de vriendenkring. Zijn houding is een maatstaf voor properheid en karakter.


G.A. VAN OORSCHOT AMSTERDAM

[Omslag van de eerste druk, tweede deel]




One page up

Deze pagina wordt onderhouden door Erik van Halsema (jdfvh@dds.nl)