Resolutie van de Commissie voor de Mensenrechten van de VN aangaande Congo (1998/61)

Op 21 april 1998 besloot de Commissie voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties het mandaat van de Speciale Rapporteur voor Congo met een jaar te verlengen. Tegen de achtergrond van wat in redelijkheid zin en betekenis zou zijn van het benoemen van een Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten is Congo-Ned van mening dat dit besluit ten onrechte is genomen. Dit wordt hieronder toegelicht.

Allereerst is op te merken dat de benoeming van een speciale rapporteur wordt beschouwd als een zwaar politiek besluit. In veel landen is op de mensenrechtensituatie nogal wat aan te merken; men denke aan landen als Indonesie, Algerije, Togo, enz.. Dikwijls worden de mensenrechten in zulke landen in de mensenrechtecommissie besproken en wordt een resolutie aanvaard waarin zorg wordt uitgesproken over bepaalde zaken en aanbevelingen worden gedaan, zonder dat een speciale rapporteur wordt benoemd. Het aangewezen krijgen van een speciale rapporteur is vrijwel voorbehouden aan notoire boosdoeners op het gebied van de mensenrechten, zoals Nigeria, Sudan, Iran, en nog enkele. De toorn van de VS dat de mensenrechtencommissie dit jaar geen speciale rapporteur meer wilde benoemen voor Cuba laat zien dat aan een speciale rapporteur voor een land in VN- verband veel betekenis wordt gehecht.

Het besluit om een speciale rapporteur aan te wijzen of te continueren wordt genomen op basis van feiten over de mensenrechten in het betreffende land die worden aangedragen over het afgelopen jaar, ervan uitgaande dat extrapolatie van het overheidsbeleid naar het volgende jaar opnieuw ernstige mensenrechtenschendingen te zien zal geven. Zo heeft de mensenrechtencommissie ten aanzien van bijvoorbeeld Nigeria en Sudan geoordeeld dat geen aanwijzingen tot serieuze verbetering voorhanden zijn, en derhalve besloten het mandaat van de speciale rapporteur met een jaar te verlengen. Wat Cuba betreft zag de mensenrechtencommissie op basis van de in gang gezette processen in dat land, voldoende aanleiding om het, na decennia van veroordeling, nu the benefit of the doubt te geven.

Om te komen tot een oordeel over de redelijkheid van het besluit van de mensenrechtencommissie inzake Congo is het zinvol de betreffende resolutie te leggen naast die over de (eveneens Afrikaanse) landen Nigeria en Sudan. De grieven jegens Congo betreffen de slechte situatie in Kivu, arrestatie van enkele politici en journalisten, het optreden van militaire rechtbanken in civiele zaken, de tijdelijke opschorting van politieke partijen en beperking van human rights organisaties, en uiteraard de stand van zaken met betrekking tot de Hutu-vluchtelingen, waarover straks meer. Geen sprake is er van "summary executions, extrajudicial killings, arbitrary arrests, detentions without due process, disappearances, slavery, torture, ..." [Sudan], noch van "grave violations of human rights, including arbitrary detention as well as failure to respect due process of law, flawed judicial processes, life-threatening prison conditions," en het totaal ontbreken van "freedom of the press, freedom of opinion and association and respect for the rights of individuals ...."[Nigeria]. Daarbij komt dat het bij de laatste twee landen gaat om verstoktheid van reeds lang bestaande regimes, terwijl de mensenrechtencommissie bij Congo uitdrukkelijk in de preambules wijst op allerlei positieve ontwikkelingen die gaande zijn zoals de instelling van de Constitutionele Commissie en de aangekondigde verkiezingen, alsmede op verzachtende omstandigheden in verband met de erfenis van het vorige regime.

Dit voert vanzelf naar het tweede aspect: Mr Garreton werd door de mensenrechtencommissie voor het eerst in 1994 als Speciale Rapporteur aangewezen voor het toenmalige Zaire. Daarvoor was destijds alle reden, de mensenrechtensituatie onder Mobutu was toen tenminste zo slecht als nu in Nigeria, en de rapportages van de speciale rapporteur hebben een nuttige bijdrage geleverd bij de bekendmaking van de situatie in Zaire aan de rest van de wereld, en dusdoende aan de uiteindelijke ondergang van het regime. Toen, na de burgeroorlog, in mei 1997 Kabila en zijn ploeg de macht overnamen met de duidelijke bedoeling te breken met de nefaste praktijken van het oude regime, had het in de rede gelegen dat het (her)benoemen van Garreton, nu als speciale rapporteur voor Congo, zou worden afgezien. Dat dit niet is gebeurd heeft onsinziens niet zozeer te maken met de mensenrechtensituatie in Congo zelf, maar met de slechte politieke verhouding van de nieuwe Congolese regering tot enkele Westerse mogendheden (met name de VS en Frankrijk) en met de nasleep van genocide in Ruanda.

Wat het eerste betreft: Congo is onder Kabila niet bereid zich ongeclausuleerd open te stellen voor (vooral Westerse) investeerders, die graag willen profiteren van Congo's inmense bodemrijkdommen. Daarmee schaart Congo zich in de ogen van de VS in de rij met landen als China en Cuba, die, anders dan Indonesie en Algerije die wel de neoliberale beginselen zijn toegedaan, aan de kaak gesteld moeten worden als 'mensenrechtenschenders'. Deze overweging staat uiteraard niet te lezen in de tekst van de resolutie van de mensenrechtencommissie!

Dat geldt wel voor de tweede, in feite het enige substantiele punt van de resolutie. Hierbij gaat het echter minder om de zaak die het mensenrechtenbeleid van de Congolese regering betreft, als veeleer om de consequenties van de gedragslijn, die de volkerengemeenschap heeft gekozen inzake de genocide en de opvang van de gevluchte Hutu's, en daarmee die van de VN zelf. Door werkeloos toe te zien bij de moord op Tutsi's en gematigde Hutu's in 1994 en door de gevluchten opvang te bieden in Kivu en hen in de gelegenheid te stellen zich opnieuw te bewapenen, hebben de VN een grote schuld op zich geladen en zich mede verantwoordelijk gemaakt voor wat er daarna met de naar zeggen ruim honderduizend Hutu's in de Congolese wouden is gebeurd. De boosheid van de VN, bij monde van de mensenrechtencommissie, over "the circumstances which have obliged the Secretary-General to withdraw the Investigate Team set up under his auspices, including a series of obstacles faced by the Team,..." moet worden gezien in het licht van pogingen van de VN (en daarachter landen als Frankrijk, Belgie en de VS) om de schuld voor eigen falen in de schoenen van de Congolese regering te schuiven. Het opnieuw benoemen van een speciale rapporteur in de persoon van mr Garreton, die vanwege eerdere onhandigheden in Congo persona non grata is, lost niets op, maar drijft Congo alleen verder in het isolement waarbij noch het Congolese volk noch de regio gebaat is.

De mensenrechtencommissie zou er zich op moeten bezinnen of zij door het aannemen van resolutie 1998/61 inzake Congo niet haar boekje te buiten is gegaan.

Nico Dekker
3 mei 1998