VN-rapport: antwoord van Nederlandse regering onjuist.

Op 12 april jl. werd het langverwachte rapport gepubliceerd van het "Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo", in opdracht van de Veiligheidsraad (VR) van de VN opgesteld. Het rapport is hard voor met name Rwanda, Oeganda en Burundi. Deze landen wordt doelbewuste en systematische illegale exploitatie van de Congolese hulpbronnen verweten, waarin de militaire top van die landen een vooraanstaande rol speelt. Het panel concludeert dat de oorlogstoestand in Oost-Congo slechts kon voortduren op basis van deze lucratieve roof van grondstoffen, waarvan goud, diamant, coltan, kassiteriet alsmede tropisch hardhout de voornaamste zijn. Het beveelt de VR aan te besluiten tot een import/export embargo jegens deze landen met betrekking tot genoemde grondstoffen en aan de Wereldbank, het IMF en alle lidstaten te vragen hun budgethulp aan deze landen op te schorten totdat aan deze toestand een eind gekomen zal zijn. Personen en bedrijven die zich hebben schuldig gemaakt aan economische criminaliteit zouden moeten worden vervolgd.

Aan de bespreking van het rapport heeft de VR op 3 mei jl. onder leiding van de Amerikaan James Cunningham een vergadering gewijd die een volle dag duurde. Daarbij waren namens Oeganda, Burundi en Rwanda respectievelijk de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Financieën en een speciale afgevaardigde van president Kagame aanwezig. Op de uitkomst van deze discussie wordt hieronder nader ingegaan.

Naar aanleiding van het rapport zijn door de heer Hoekema (D66) in het Nederlandse parlement schriftelijke vragen gesteld aan de regering. Het antwoord van de heer Van Aartsen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Herfkens, minister van Ontwikkelingssamenwerking, is gekomen op 21 mei jl. [http://www.minbuza.nl/Content.asp?Key=415555&Pad=257220,257243]; van de belangrijkste vragen, namelijk vraag 2 en vraag 3, luidde de beantwoording als volgt:

Vraag 2: Ondersteunt Nederland de in het rapport geformuleerde sanctie's, waaronder een embargo op de import van coltan, pyrochloor, kassiteriet, hout, goud en diamanten uit Rwanda, Uganda en Burundi?
Antwoord:
Het door u genoemde rapport is 4 mei jongstleden besproken in een open zitting in de VN-Veiligheidsraad. Tijdens deze zitting is er forse kritiek geuit op de inhoud van het rapport. De kritiek richtte zich grofweg op twee hoofdpunten . In de eerste plaats is door een meerderheid van de landen geconstateerd dat het rapport ongebalanceerd is. Rwanda, Uganda en Burundi worden in het rapport veelvuldig genoemd en beschuldigd van systematische illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen in de DRC. De rol van Zimbabwe, Namibië en Angola op het vlak van exploitatie van rijkdommen blijft echter volledig onderbelicht. In de Veiligheidsraad werd geconcludeerd dat het rapport op dat vlak een meer gebalanceerde benadering behoeft.
Een tweede belangrijk punt van kritiek dat tijdens de zitting in de VN-Veiligheidsraad aan de orde kwam richt zich op de bewijsvoering in het rapport: een groot deel van de beweringen in het rapport is slecht of zeer matig onderbouwd. De gebruikte bronnen zijn nauwelijks verifieerbaar en een aantal beschuldigingen wordt gedaan door bevooroordeelde partijen die belang zouden hebben bij het verstrekken van desinformatie.
Juist omdat de beschuldigingen zo ernstig zijn en de daaraan gekoppelde aanbevelingen verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor een groot aantal landen in de Grote Merenregio, mag er geen twijfel bestaan over de kwaliteit en geloofwaardigheid van het rapport. De Veiligheidsraad heeft daarom aan het eind van het open debat besloten het mandaat van het VN-expertpanel met drie maanden te verlengen. Het expertpanel krijgt hiermee de tijd om het rapport aan te vullen en beter te staven.
Het zou onverstandig zijn in dit stadium reeds over te gaan tot uitvoering van de aanbevelingen zoals genoemd in het rapport. Niet eerder dan dat het deifinitieve rapport is verschenen zal ik derhalve eventuele maatregelen en/of sancties overwegen.
Vraag 3:
Neemt Nederland maatregelen tegen Nederlandse bedrijven die in het rapport genoemd worden in verband met illegale import uit Rwanda van Congolese mineralen?
Antwoord:
In lijn met het voorgaande zal Nederland het definitieve rapport afwachten alvorens te besluiten al dan niet actie te ondernemen in de richting van mogelijk betrokken Nederlandse bedrijven.

Aan de hand van een bespreking van het verslag van de zitting van de VR en de geadopteerde slottekst zullen we aantonen dat onze minister van Buitenlandse Zaken een onjuist beeld schetst van het standpunt van de VR en tekortschiet wat betreft de verplichtingen die Nederland als lidstaat van de VN heeft bij het uitvoeren van uitspraken van de VR.

Bij het begin van de zitting van de VR werd allereerst het woord gegeven aan successievelijk Rwanda, Oeganda en Burundi. De Rwandese afgevaardigde ging fel in de aanval: volgens hem was het mandaat van het panel onzorgvuldig geformuleerd, de visie van zijn president Kagame was onvoldoende verwoord en de zakensector onvoldoende gehoord. Rwanda meent dat niet gesproken kan worden van 'illegale' exploitatie tegen de achtergrond van de "unieke politieke situatie" in de RDC en de regio. De afgevaardigde sprak er schande van dat het rapport staatshoofden beschuldigt [Het rapport zegt dat de presidenten Kagame van Rwanda en Museveni van Oeganda 'are on the verge of becoming the godfathers of the illegal exploitation of natural resources and the continuation of the conflict in the RDC"]. Voor Rwanda moet het rapport zonder meer van tafel! De afgevaardigde van Oeganda meende dat het rapport tekort schoot in bewijsvoering en niet voldoende personen waren gehoord. Ook Oeganda is van mening dat de exploitatie van Congo's bodemschatten niet 'illegaal' is omdat "everyone accepted the fact that the central Government had no authority over 60 per cent of the country". De persoonlijke aanval op president Museveni zou ten onrechte zijn, temeer omdat volgens de afgevaardigde Oeganda niet "institutionally involved" is. Niettemin stelt Oeganda zich coöperatief op: er is een juridische commissie samengesteld die een onafhankelijk rapport zal opstellen over het optreden van Oegandese onderdanen in Oost-Congo. Verder is een gedragscode opgesteld voor zakenactiviteiten in het buurland. Oeganda wenst nader onderzoek door een ander panel, of tenminste onder een andere voorzitter dan mevrouw Ba-N'daw.

Uit de standpunten van de leden van de VR blijkt duidelijk dat de meeste stellingnamen van Oeganda en Rwanda niet worden gedeeld. Slechts het inzicht dat nadere bewijsvoering en aanvullend onderzoek nodig is wordt algemeen onderschreven. De grote lijn van het rapport wordt door niemand in twijfel getrokken. Frankrijk spreekt van een extreem verontrustend beeld, noemt het rapport zeer goed gedocumenteerd en het panel moedig tegen de achtergond van de bedreigingen die jegens de leden zijn geuit. Engeland benadrukt dat het er primair om gaat het lot van de Congolese bevolking te verlichten, welks hulpbronnen worden uitgebaat ten behoeve van anderen: er moet een structuur worden opgebouwd waarbinnen legitiem gebruik van hulpbronnen mogelijk is. Namens de VS wordt onderstreept dat het rapport een in grote lijnen accuraat beeld schetst van de illegale exploitatie van de hulpbronnen van de RDC, ook al is er in detail kritiek op formuleringen in het rapport. Belangrijk is dat sommige vertegenwoordigers namens hun landen de hand in eigen boezem steken en zelf nader onderzoek beloven. Zo zijn de Japanse autoriteiten reeds een onderzoek begonnen naar de import van ongecertificeerd hardhout door een Thais-Oegandees houtwinningsbedrijf dat in de DRC opereert. Tanzania is bereid tot samenwerking met het Panel bij onderzoek naar export van uit Congo geroofde bodemschatten via de haven van Dar-Es-Salam en naar medewerking van de Bank van Tanzania.
Wat de EU betreft, sprekend namens de Unie zegt de afgevaardigde van Zweden verontrust te zijn over de algemene bevindingen in het rapport die duiden of wijdverspreide illegale exploitatie van de bodemschatten van de DRC. Hij voegt daaraan toe dat "the Union had taken note of the information in the report relating to alleged activities by European companies, and member States were following up on that information".

In de slotverklaring die door de VR wordt aanvaard wordt vastgesteld dat "the report contains disturbing information about the illegal exploitation of Congolese resources by individuals, Governments and armed groups involved in the conflict, and the link between the exploitation (…) and the continuation of the conflict." Bij de regeringen wordt erop aangedrongen dat zij eigen onderzoek hiernaar verrichten en onmiddellijke stappen nemen om aan de illegale exploitatie "by their nationals and others under their control" een einde te maken.
Voorts wordt het mandaat van het Panel met 3 maanden verlengd. In die tijd moet dit een addendum maken dat bevat:
- een update van relevante data en nadere analyse;
- aanvullende informatie over de activiteiten van landen en andere actoren;
- een antwoord, gebaseerd op aanvullend bewijs, op commentaar en reacties van betrokken landen;
- nadere evaluatie van de situatie na afloop van de 3 maanden en vaststelling of er vooruitgang is geboekt.

Conclusie:
Als men het officiele verslag van de zitting van de VR legt naast het antwoord van onze minister van Buitenlandse Zaken op Vraag 2 kan niet anders dan worden geconcludeerd dan dat dit antwoord op geen enkele wijze recht doet aan wat in de VR door de leden is uitgesproken en neergelegd in de slotverklaring. Veeleer lijkt het antwoord een echo van de standpunten van Rwanda en Oeganda die in de Raad nauwelijks op steun konden rekenen. De zinsnede die zegt dat "de meerderheid van de landen (...) het rapport ongebalanceerd" vindt, doet geenszins recht aan de breedgedragen overtuiging dat het rapport een globaal juiste weergave van de feiten is, zij het dat op enkele punten aanvullingen gewenst zijn. De suggestie van onze minister dat Zimbabwe, Namibie en Angola bij de exploitatie van de bodemschatten van Congo een met Rwanda, Oeganda en Burundi vergelijkbare positie innemen vindt in de VR geen enkele steun. In dit verband zou de zinsnede van de minister over "bevooroordeelde partijen die belang zouden kunnen hebben bij het verstrekken van desinformatie" op hemzelf kunnen slaan.
Wat Vraag 3. aangaat: Tegen de achtergrond van het spontane initiatief van o.a. Japan en de expliciete toezegging van de afgevaardigde van de EU om op onderzoek te gaan naar handel en wandel van Europese bedrijven is de afwachtende houding die onze minister tegen in het rapport vermelde Nederlandse bedrijven ronduit genant. Van een land als het onze dat zich gaarne laat voorstaan op zijn steun aan een internationale rechtsorde mag een actiever opstelling worden verwacht.

Van de leden van de Tweede Kamer verwacht Congo-Ned dat zij niet berusten in het misleidende en halfslachtige antwoord van de ministers van Aartsen en Herfkens op de door de heer Hoekema gestelde vragen. Met name zou aan de ministers nader gevraagd moeten worden onmiddellijk gevolg te geven aan de toezegging door de EU om onderzoek te doen naar Nederlandse bedrijven die in het rapport worden genoemd in verband met handel in uit Congo geroofde bodemschatten.

Redactie CongoNed
7/6/01